Vitaal werk(en)

  • Coördinatoren:

    Klaske Veth, Hanzehogeschool Groningen
    Josephine Engels, HAN University of Applied Sciences

    Overige betrokken lectoren:

    André Bieleman, Saxion Hogeschool
    Sarah Detaille, HAN University of Applied Sciences
    Sandra Doeze-Jager, NLBA
    Nathan Hutting,
    Hogeschool Arnhem, Nijmegen
    Harold Miedema,
    Hogeschool Rotterdam

  • Vitaal werk(en) is hot. Om succesvol te zijn, heeft een organisatie vitale medewerkers nodig. Ze zijn creatiever, loyaler, werken beter samen en zijn minder vaak ziek. Bij vitaal werken kun je denken aan leefstijl op de werkplek, arbo-achtige zaken, en, zoals de International Labor Organisation (ILO) zegt: ‘decent work’. Bovendien sluit dit thema naadloos aan bij het in januari 2020 uitgekomen WRR ‘zet nu in op de kwaliteit van werk’. Hierin wordt gesproken over een brede inzet om te komen tot gezond en gelukkig werk. Door de hogere uitval van bijv. werknemers met burn-out klachten zien we, dat Nederland eigenlijk de verkeerde kant is aan het opgaan. Wat is er nodig om ‘goed werk’ aan te bieden? Zeker met het oog op de steeds hogere taakeisen die het werk van werkenden vraagt versus het feit dat er steeds meer mensen met een chronische aandoening aan het werk zijn, zal er gekeken moeten worden wat ‘goed werk’ nu precies is voor een diversiteit van werknemers. Hoewel ook mensen met een chronische aandoening energiek, vitaal en veerkrachtig aan het werk zijn, zijn er vele werkenden die het werk om de een of andere manier niet meer aan kunnen. De vraag is natuurlijk ook wat een goede werkgevers- en medewerkersaanpak in deze is, en welke rol de sociale en fysieke omgeving speelt bij ‘goed werk’.

    Vitaliteitsbeleid

    Vele organisaties willen hiermee aan de slag, en als het even kan evidence-based. Steeds meer werkgevers voeren een actief vitaliteitsbeleid. Vragen die spelen zijn, of er alleen gericht gekeken wordt naar interventies die ingrijpen op gedragsverandering van werknemers, dan wel of interventies die ingrijpen op de sociale en fysieke omgeving ook worden meegenomen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van nudging, design thinking en playful work.